culpabiliseert
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- cul·pa·bi·li·seert
Werkwoord
vervoeging van |
---|
culpabiliseren |
culpabiliseert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van culpabiliseren
- Jij culpabiliseert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van culpabiliseren
- Hij culpabiliseert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van culpabiliseren
- Culpabiliseert!
Gangbaarheid
- Het woord culpabiliseert staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.