culi
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- cu·li
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | culi | culi's |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- (beroep) iemand die zich beroepsmatig bezighoudt met het maken van lekkere maaltijden
- ▸ Fanatiek serviesverzamelaar Renate Debets (50, werkzaam in een groothandel in Aziatische levensmiddelen) is precies zo'n consument voor wie de culi's zich in het zweet werken.[2]
- ▸ Schrijvende kok Tom Kellerhuis doet verslag van het jaarlijkse grand gala van Les Patrons Cuisiniers. “Verplichte kost voor culi’s en fijnproevers, want in het bestek van één avondje krijg je een keur van de mooiste producten en gerechten voorgeschoteld van de beste Hollandse koks.”[3]
- (pejoratief) culinaire uitslover
Synoniemen
- foodie
- [1] gastronoom
- [2] fijnproever, smulpaap, lekkerbek
Gangbaarheid
- Het woord culi staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ culi op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron Joanne van Gool“Een beetje BN'er met culi-achtergrond heeft wel een eigen servies” (05-02-2019), Tubantia
- ↑ Weblink bron “Culinair spektakel bij Les Patrons Cuisiniers” (29/01/2020), HP de Tijd