converteren

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • con·ver·te·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘verwisselen’ voor het eerst aangetroffen in 1505 [1]
  • afgeleid van het Franse convertir (met het voorvoegsel con- en met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
converteren
converteerde
geconverteerd
zwak -d volledig

Werkwoord

converteren

  1. overgankelijk omzetten van de ene eenheid in de andere
    • Onze studenten moeten leren hoe joules in elektronvolts geconverteerd worden. 
Synoniemen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen