contactgestoord
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- con·tact·ge·stoord
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van contact zn en gestoord bn
Bijvoeglijk naamwoord
contactgestoord
- niet goed in het leggen van intermenselijke contacten
- ▸ Mensen van mijn studie dachten dat ik contactgestoord was, maar ik durfde gewoon niet naar buiten.[1]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord contactgestoord staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron Simon Andries“'Etnische zakenvrouw van het jaar' loopt met roze helm op de bouwplaats” (29/01/2018), NOS