consolideert
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- con·so·li·deert
Werkwoord
vervoeging van |
---|
consolideren |
consolideert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van consolideren
- Jij consolideert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van consolideren
- Hij consolideert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van consolideren
- Consolideert!