consigneert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • con·sig·neert

Werkwoord

vervoeging van
consigneren

consigneert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van consigneren
    • Jij consigneert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van consigneren
    • Hij consigneert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van consigneren
    • Consigneert!