confectioneert
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- con·fec·ti·o·neert
Werkwoord
vervoeging van |
---|
confectioneren |
confectioneert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van confectioneren
- Jij confectioneert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van confectioneren
- Hij confectioneert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van confectioneren
- Confectioneert!