confectioneert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • con·fec·ti·o·neert

Werkwoord

vervoeging van
confectioneren

confectioneert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van confectioneren
    • Jij confectioneert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van confectioneren
    • Hij confectioneert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van confectioneren
    • Confectioneert!