condenseert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • con·den·seert

Werkwoord

vervoeging van
condenseren

condenseert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van condenseren
    • Jij condenseert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van condenseren
    • Hij condenseert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van condenseren
    • Condenseert!