concretiseer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- con·cre·ti·seer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
concretiseren |
concretiseer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van concretiseren
- Ik concretiseer.
- gebiedende wijs van concretiseren
- Concretiseer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van concretiseren
- Concretiseer je?