concretiseer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • con·cre·ti·seer

Werkwoord

vervoeging van
concretiseren

concretiseer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van concretiseren
    • Ik concretiseer. 
  2. gebiedende wijs van concretiseren
    • Concretiseer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van concretiseren
    • Concretiseer je?