concateneert
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- con·ca·te·neert
Werkwoord
vervoeging van |
---|
concateneren |
concateneert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van concateneren
- Jij concateneert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van concateneren
- Hij concateneert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van concateneren
- Concateneert!
Gangbaarheid
- Het woord concateneert staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.