composteert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • com·pos·teert

Werkwoord

vervoeging van
composteren

composteert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van composteren
    • Jij composteert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van composteren
    • Hij composteert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van composteren
    • Composteert!