competitief

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • com·pe·ti·tief
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen competitief competitiever competitiefst
verbogen competitieve competitievere competitiefste
partitief competitiefs competitievers -

Bijvoeglijk naamwoord

competitief

  1. gewend aan en in staat om strijd te leveren, concurrerend
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

91 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen