compartimenteert
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- com·par·ti·men·teert
Werkwoord
vervoeging van |
---|
compartimenteren |
compartimenteert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van compartimenteren
- Jij compartimenteert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van compartimenteren
- Hij compartimenteert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van compartimenteren
- Compartimenteert!