compartimenteert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • com·par·ti·men·teert

Werkwoord

vervoeging van
compartimenteren

compartimenteert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van compartimenteren
    • Jij compartimenteert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van compartimenteren
    • Hij compartimenteert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van compartimenteren
    • Compartimenteert!