cocinar
Uiterlijk
- co·ci·nar
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
cocinar |
cocinaba |
cocinado |
volledig |
cocinar
- onovergankelijk, (kookkunst) koken
- overgankelijk koken, eten klaarmaken
- [1] guisar
- cocinar in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española