coaguleerde
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: coaguleerde (hulp, bestand)
Woordafbreking
- co·a·gu·leer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
coaguleren |
coaguleerde
- enkelvoud verleden tijd van coaguleren
- Ik coaguleerde.
- Jij coaguleerde.
- Hij, zij, het coaguleerde.
- Ik coaguleerde.