coördineerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • co·or·di·neer·de

Werkwoord

vervoeging van
coördineren

coördineerde

  1. enkelvoud verleden tijd van coördineren
    • Ik coördineerde. 
    • Jij coördineerde. 
    • Hij, zij, het coördineerde.