chauffeert
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: chauffeert (hulp, bestand)
Woordafbreking
- chauf·feert
Werkwoord
vervoeging van |
---|
chaufferen |
chauffeert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van chaufferen
- Jij chauffeert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van chaufferen
- Hij chauffeert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van chaufferen
- Chauffeert!