charmeert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • char·meert

Werkwoord

vervoeging van
charmeren

charmeert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van charmeren
    • Jij charmeert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van charmeren
    • Hij charmeert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van charmeren
    • Charmeert!