chambreert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • cham·breert

Werkwoord

vervoeging van
chambreren

chambreert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van chambreren
    • Jij chambreert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van chambreren
    • Hij chambreert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van chambreren
    • Chambreert!