centreert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • cen·treert

Werkwoord

vervoeging van
centreren

centreert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van centreren
    • Jij centreert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van centreren
    • Hij centreert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van centreren
    • Centreert!