catechiseer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ca·te·chi·seer

Werkwoord

vervoeging van
catechiseren

catechiseer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van catechiseren
    • Ik catechiseer. 
  2. gebiedende wijs van catechiseren
    • Catechiseer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van catechiseren
    • Catechiseer je?