capitonneer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ca·pi·ton·neer

Werkwoord

vervoeging van
capitonneren

capitonneer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van capitonneren
    • Ik capitonneer. 
  2. gebiedende wijs van capitonneren
    • Capitonneer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van capitonneren
    • Capitonneer je?