buffert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • buf·fert

Werkwoord

vervoeging van
bufferen

buffert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bufferen
    • Jij buffert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bufferen
    • Hij buffert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van bufferen
    • Buffert! 

Gangbaarheid