bruteren
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bru·te·ren
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
bruteren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
bruteren |
bruteerde |
gebruteerd |
zwak -d | volledig |
- (financieel) omrekenen van een nettobedrag naar een brutobedrag
- ▸ Twente verzweeg bij de KNVB dat de manager van Tadic nog recht zou hebben op 1,8 miljoen euro voor de bemiddeling bij de transfer naar Southampton in juli 2014. Als de fiscus dit bedrag als loon ziet en gaat bruteren, volgt er nog een naheffing ter hoogte van ongeveer hetzelfde bedrag.[2]
Gangbaarheid
- Het woord 'bruteren' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bruteren" herkend door:
32 % | van de Nederlanders; |
41 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ bruteren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron “FC Twente wil dat bestuurders betalen” (03-03-2016), Tubantia
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Werkwoord in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Financieel in het Nederlands
- Niet in Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 32 %
- Prevalentie Vlaanderen 41 %