brocheert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bro·cheert

Werkwoord

vervoeging van
brocheren

brocheert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van brocheren
    • Jij brocheert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van brocheren
    • Hij brocheert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van brocheren
    • Brocheert!