brandweerpost

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • brand·weer·post
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord brandweerpost brandweerposten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de brandweerpostm

  1. plaats waar de brandweer is gevestigd
     Van Aleppo tot Naarden: brandweerman Ayman Kashkash heeft een lange weg afgelegd. Na jarenlang in Syrië als brandweerman te hebben gewerkt, vluchtte hij in 2015 met zijn gezin naar Nederland. In 2018 meldde hij zich bij de brandweerpost in Naarden, waar hij als vrijwillige brandweerman meedraait. "Hij is inmiddels onmisbaar voor het team."[2]
     De verschillen tussen de regio's zijn groot. In de grote steden is de brandweer het vaakst op tijd, op het platteland het minst vaak. In delen van Friesland is de opkomsttijd wel een half uur. Voor deze verschillen zijn twee hoofdoorzaken. De grote steden hebben vooral een beroepsbrandweer. Die zit in de kazerne en kan dus direct uitrukken. Op het platteland zijn bijna alleen vrijwillige brandweermensen en is het gebied dat een brandweerpost moet bestrijken vaak ook nog eens groter.[3]
Synoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 6 maart 2023 Weblink bron “Syrische brandweerman omarmd door korps Naarden: 'Onmisbaar voor het team'” (Zondag 10 juli 2022, 17:40), NOS
  3. Bronlink geraadpleegd op 6 maart 2023 Weblink bron
    Dik Verkuil
    “Vijf vragen over het functioneren van de brandweer” (Zondag 22 februari 2015, 17:03), NOS