bovenklasse

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bo·ven·klas·se
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bovenklasse bovenklassen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de bovenklassev

  1. deel van de bevolking met de meeste macht en het meeste geld en inkomen
     De meerwaarde die de arbeidersklasse creëerde werd stapsgewijs vergroot in een niet-aflatend paternosterwerk voor de uitbuitende bovenklasse die investeerde in politie, klassenwetten en militaire macht om te garanderen dat de bestaande orde bleef bestaan.[1]
Synoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “1968, De grote eeuw deel 7” (2017), Uitgeverij Prometheus op Wikipedia, ISBN 9789044633535