borstelde af

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bor·stel·de af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afborstelen

borstelde af

  1. enkelvoud verleden tijd van afborstelen
    • Ik borstelde af. 
    • Jij borstelde af. 
    • Hij, zij, het borstelde af. 


Gangbaarheid