bonds

Uit WikiWoordenboek
Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Bonds


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bonds
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

de bondsmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord bond: "obligaties"
     De Londense „managers” van deze leningen geven wel een soort van koerslijst uit waarop de bied- en vraagprijzen van deze bonds zijn vermeid, maar ook vóór de crisis in het nabije Oosten was de „spread” tussen bieden en laten ca. 1 pct.[1]

bonds

  1. genitief van bond: "samenwerkingsverband"
     Na het stichten des bonds wies hun getal, macht en invloed spoedig.[2]
    1. (religie) betrekking hebbend op of afkomstig van de Gereformeerde Bond binnen de Protestantse Kerk Nederland (vroeger binnen de NH Kerk)

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 21 november 2023 Weblink bron “Eurodollar-bonds” (12 juni 1967) op nrc.nl op Wikipedia
  2. Bronlink geraadpleegd op 21 november 2023 Weblink bron
    A. Wolf
    De Irokezen. in: Het Belfort., jrg. 9 deel 1 nr. 5 (mei 1894), Drukkerij A. Siffer, Gent, p. 343 op Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren op Wikipedia