bommenjager

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bom·men·ja·ger
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bommenjager bommenjagers
verkleinwoord bommenjagertje bommenjagertjes

Zelfstandig naamwoord

de bommenjagerm

  1. snel vliegend vliegtuig dat bommen kan transporteren en boven een doel afwerpen
     De Russen zouden nergens in Europa een oorlog kunnen beginnen, defensief noch offensief, zonder eerst de primaire bedreiging Zweden uit te schakelen, om te beginnen met de vliegbases waar de bommenjagers waren gestationeerd.[1]
     Ook blijven Belgen in principe tot in 2014 actief in Kunduz (noorden) en Kandahar (zuiden), respectievelijk voor de opleiding van het Afghaans leger en om luchtoperaties uit te voeren met zes F16-bommenjagers. In 2014 staat het vertrek van de buitenlandse troepen geagendeerd.[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “De tweede doodzonde” (2020), Uitgeverij Prometheus op Wikipedia, ISBN 9789044645149
  2. Bronlink geraadpleegd op 29 september 2022 Weblink bron
    rdc
    “270 Belgische militairen in oktober weg uit Afghanistan” (07/09/2012), De Standaard