boekentaal

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • boe·ken·taal
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord boekentaal boekentalen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de boekentaalv / m

  1. een manier van uitdrukken die normaal is in boeken, maar die men meestal niet gebruikt in gesprekken
    • Kleine zielen is vrolijker, kleurrijker en warmer dan het vorige deel van de Couperustriologie, maar een gericht plot ontbreekt. Tachelet blijft te trouw aan Couperus'bloemrijke boekentaal.[2] 
    • Jeroen Krabbé verstaat de kunst van boekentaal theatertekst te maken, maar ook zijn rolopvatting blijft theoretisch.[3] 
    • Ook de stijl kan nog iets scherper: de zinnen hangen ritmisch soms tussen spreektaal en schrijftaal in. Het is daardoor niet altijd duidelijk wat Schmitz nu wil: kindertaal of boekentaal. Maar die nurkse tienerwijsheden maken alles goed. En het belangrijkste is dat de mensen kloppen en de lezers mee weten te slepen naar hun bijzondere wereld, die om de hoek van je eigen straat zou kunnen zijn.[4] 

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Volkskrant Herien Wensink 25 september 2017
  3. Volkskrant HEIN JANSSEN 18 maart 2014
  4. Volkskrant Pjotr van Lenteren 5 maart 2011
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be