bliktandt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • blik·tandt

Werkwoord

vervoeging van
bliktanden

bliktandt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bliktanden
    • Jij bliktandt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bliktanden
    • Hij bliktandt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van bliktanden
    • Bliktandt!