blauwbekt
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- blauw·bekt
Werkwoord
vervoeging van |
---|
blauwbekken |
blauwbekt
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van blauwbekken
- Jij blauwbekt.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van blauwbekken
- Hij blauwbekt.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van blauwbekken
- Blauwbekt!