bingoot

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bin·goot

Werkwoord

vervoeging van
bingoën

bingoot

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bingoën
    • Jij bingoot. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bingoën
    • Hij bingoot. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van bingoën
    • Bingoot!