bid af
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bid af
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
afbidden |
bid af
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afbidden
- Ik bid af.
- gebiedende wijs van afbidden
- Bid af!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afbidden
- Bid je af?
Gangbaarheid
- Het woord bid af staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.