bezorg thuis

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·zorg thuis
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
thuisbezorgen

bezorg thuis

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van thuisbezorgen
    • Ik bezorg thuis. 
  2. gebiedende wijs van thuisbezorgen
    • Bezorg thuis! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van thuisbezorgen
    • Bezorg je thuis? 


Gangbaarheid