bevingen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- be·vin·gen
Zelfstandig naamwoord
de bevingen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord beving
Werkwoord
vervoeging van |
---|
bevangen |
bevingen
- meervoud verleden tijd van bevangen
- Wij bevingen.
- Jullie bevingen.
- Zij bevingen.
- Wij bevingen.