betraden
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- be·tra·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
betreden |
betraden
- meervoud verleden tijd van betreden
- Wij betraden.
- Jullie betraden.
- Zij betraden.
- Wij betraden.
- ▸ Toen ze de oase verlieten en de onderste trede van de marmeren trap betraden die naar de loge van het hotel leidde, hoorden ze in de verte de bulderende stem van Joop.[1]