betraden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·tra·den

Werkwoord

vervoeging van
betreden

betraden

  1. meervoud verleden tijd van betreden
    • Wij betraden. 
    • Jullie betraden. 
    • Zij betraden. 
     Toen ze de oase verlieten en de onderste trede van de marmeren trap betraden die naar de loge van het hotel leidde, hoorden ze in de verte de bulderende stem van Joop.[1]

Verwijzingen