beroof

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·roof

Werkwoord

vervoeging van
beroven

beroof

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beroven
    • Ik beroof. 
  2. gebiedende wijs van beroven
    • Beroof! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beroven
    • Beroof je?