bergrat

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

bergrat
Uitspraak
Woordafbreking
  • berg·rat
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bergrat bergratten
verkleinwoord bergratje bergratjes

Zelfstandig naamwoord

de bergratv / m

  1. Marmota marmota op Wikispecies mormeldier, alpenmarmot
    • Een ongemeen groot mormeldier of bergrat, namelijk, was daags te voren uit de koude, waar het met andere in zijnen winterslaap gedompeld lag, in de warme kamer gebragt, om zijnen warmtegraad te toetsen, Men had dit beest, buiten mijn weten, in eene zeer enge blikken kooi ingesperd, die met eene ijzeren tralie gesloten was, en vergeten, hetzelve weder naar buiten in de koude te brengen. [1] 
Hyponiemen

Gangbaarheid

88 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. DBNL (1817)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen Print Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1817
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be