beplakt
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- be·plakt
Woordherkomst en -opbouw
- vervoeging van beplakken: de stam met de uitgang -t, zonder ge- vanwege voorvoegsel
Werkwoord
vervoeging van |
---|
beplakken |
beplakt
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beplakken
- Jij beplakt.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beplakken
- Hij beplakt.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van beplakken
- Beplakt!
vervoeging van: | beplakken… |
verbogen vorm: | beplakte |
beplakt
- voltooid deelwoord van beplakken