benaarstigden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·naar·stig·den

Werkwoord

vervoeging van
benaarstigen

benaarstigden

  1. meervoud verleden tijd van  zich benaarstigen
    • Wij benaarstigden ons. 
    • Jullie benaarstigden je. 
    • Zij benaarstigden zich.