beloner
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- be·lo·ner
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van belonen met het achtervoegsel -er[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | beloner | beloners |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de beloner m
- iemand die iemand een waardering geeft
- Wel hebben we een vaste overtuiging. Want we weten dat God is en dat Hij een beloner is van degenen die Hem zoeken. Mogen we die alsjeblieft ook uitdragen?[2]
- De beloner: je gaat vreemd omdat je jarenlang zo’n geweldige echtgenoot bent geweest. ’Vaak one-night-stands die uit de hand lopen.’[3]
- Straffer en beloner, weldoener en demon: de twee gedaanten die Sinterklaas afwisselend belichaamde werden in de 19de eeuw verdeeld tussen hem en zijn straffende zwarte knecht. Het Sintsprookje is grillig en veranderlijk. Waarschijnlijk móét zo’n verhaal ook steeds veranderen om levend te blijven. Het Sinterklaasjournaal doet dat subtiel en prijzenswaardig.[4]
Gangbaarheid
- Het woord 'beloner' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "beloner" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[5] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Reformatorisch Dagblad drs. W. de Kloe 20-01-2018 Column: Aan Franca Treur
- ↑ de Telegraaf 17 jan. 2018 Tien redenen waarom we vreemdgaan
- ↑ NRC Christiaan Weijts 10 november 2016 Mijn kinderen vertrokken geen spier bij het zien van de eerste witte Piet
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be