belastert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·las·tert

Werkwoord

vervoeging van
belasteren

belastert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van belasteren
    • Jij belastert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van belasteren
    • Hij belastert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van belasteren
    • Belastert!