bejaagt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·jaagt

Werkwoord

vervoeging van
bejagen

bejaagt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bejagen
    • Jij bejaagt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bejagen
    • Hij bejaagt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van bejagen
    • Bejaagt! 

Gangbaarheid