bedöma

Uit WikiWoordenboek


Zweeds

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·dö·ma
Woordherkomst en -opbouw
Naar frequentie 7176
stamtijd
infinitief verleden
tijd
supinum
bedöma
bedömde
bedömt
volledig

Werkwoord

bedöma

  1. overgankelijk beoordelen, beramen, oordelen, schatten, taxeren
    «Kan inte en jurist bedöma saken ?»
    Kan niet een advocaat de zaak beoordelen?
Typische woordcombinaties
  • bedöma → risk, fara, betydelse, kompetens
beoordelen → risico, gevaar, belang, competentie
Antoniemen
Afgeleide begrippen