beconcurreert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·con·cur·reert

Werkwoord

vervoeging van
beconcurreren

beconcurreert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beconcurreren
    • Jij beconcurreert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beconcurreren
    • Hij beconcurreert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van beconcurreren
    • Beconcurreert!