beconcurreert
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- be·con·cur·reert
Werkwoord
vervoeging van |
---|
beconcurreren |
beconcurreert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beconcurreren
- Jij beconcurreert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beconcurreren
- Hij beconcurreert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van beconcurreren
- Beconcurreert!