beargumenteert
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- be·ar·gu·men·teert
Werkwoord
vervoeging van |
---|
beargumenteren |
beargumenteert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beargumenteren
- Jij beargumenteert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beargumenteren
- Hij beargumenteert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van beargumenteren
- Beargumenteert!