bazuinde uit

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ba·zuin·de uit
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
uitbazuinen

bazuinde uit

  1. enkelvoud verleden tijd van uitbazuinen
    • Ik bazuinde uit. 
    • Jij bazuinde uit. 
    • Hij, zij, het bazuinde uit. 


Gangbaarheid