basisgebruiker

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ba·sis·ge·brui·ker
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord basisgebruiker basisgebruikers
verkleinwoord basisgebruikertje basisgebruikertjes

Zelfstandig naamwoord

de basisgebruikerm

  1. iemand die de beginselen van iets kan toepassen
  2. iemand die een taal op een beginners niveau beheerst
     De nieuwe Wet Inburgering gaat in. Gemeenten gaan inburgeringsplichtige nieuwkomers begeleiden. Iedereen krijgt een inburgering op maat. Het wordt onder meer mogelijk om het traject sneller te doen. Het taalniveau dat mensen moeten leren gaat een stap omhoog, het is nu A2 (basisgebruiker) en wordt B1 (onafhankelijke gebruiker).[1]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 17 maart 2023 Weblink bron “Dit verandert in 2022: minder energiebelasting, rookruimteverbod en veel meer” (Donderdag 30 december 2021, 08:07), NOS